Jacob Isaäc van Waning

Foto: Levien Willemse

Jacob Isaäc van Waning verdedigde zijn proefschrift

Noncompactie cardiomyopathie (NCCM) is een ziekte van de hartspier. De diagnose NCCM is gebaseerd op het belangrijkste kenmerk van de ziekte, de hypertrabecularisatie van de linkerhartkamer (ventrikel). Hypertrabecularisatie zijn bijzonder grove spiervezelbundels, waartussen zich holtes vormen, die bij NCCM patiënten meer herkenbaar zijn.

De symptomen (het fenotype) bij cardiomyopathie patiënten met NCCM kunnen van persoon tot person sterk verschillen, variërend van mild tot ernstig hartfalen. Erfelijkheid speelt een belangrijke rol. In ongeveer een helft van de patiënten komt NCCM bij meerdere mensen in de familie voor. In ongeveer de helft van deze NCCM patiënten kan een (waarschijnlijk) ziekte veroorzakende verandering in het DNA worden geïdentificeerd (genotype). Het vinden van de genetische oorzaak is belangrijk voor NCCM patiënten en hun familieleden. Als een genetische oorzaak is gevonden kan met DNA-onderzoek op betrouwbare wijze worden vastgesteld welke familieleden een verhoogd risico op een cardiomyopathie hebben.

Indien het genetische defect wordt geïdentificeerd in familieleden kunnen ze poliklinisch door de cardioloog worden gecontroleerd, om in een vroeg stadium symptomen van de ziekte te kunnen behandelen en eventuele ernstige complicaties te voorkomen.Indien bij een familielid van een patiënt met genetisch defect met DNA-onderzoek de erfelijke aanleg wordt uitgesloten, kan het betreffende familielid worden gerustgesteld met het feit dat er geen verhoogde kans is voor het ontwikkelen van een hartspierziekte (cardiomyopathie). Tevens is er dan geen verhoogd risico voor zijn of haar nageslacht.

Echter bij ongeveer twee derde van de NCCM patiënten kan geen ziekte veroorzakende genetisch defect worden aangetoond en kan bij familieleden de ziekte niet worden aangetoond of worden uitgesloten met een DNA-onderzoek. Ook is het voor de behandelaars en de patiënten en hun familie van belang om de kans op ernstige symptomen te weten. Om die reden was de correlatie tussen de genetische oorzaak, het genotype, en de ernst van de ziekte (het risico op levensbedreigende cardiale ritmestoornissen en hartfalen), het fenotype, de focus van dit promotieonderzoek.

Inzichten in het verband tussen genotype en fenotype kunnen belangrijk zijn voor het bepalen van risico’s van symptomen en complicaties. Op die manier zou een gepersonaliseerde behandeling mogelijk zijn en de counseling van de patiënt en zijn of haar familieleden aangepast kunnen worden aan het genotype.